De schade van zelfreflectie voor een ziel die Jezus liefheeft.
De zielen die één zijn met de Goddelijke Wil en er alleen aan denken om Jezus lief te hebben zijn één met Hem als stralen met de zon.

Ik zei tot mijn altijd lieflijke Jezus: “Mijn enige angst is dat U me zou verlaten, dat U U terugtrekt.” En Jezus: “Mijn dochter, Ik kan je niet verlaten, omdat je niet nadenkt over jezelf en je je niet interesseert in jezelf. Voor iemand die Mij bemint, zijn zelfreflectie, interesse in zichzelf, zelfs in het goede, veel lege ruimtes die zij vormt, waardoor Mijn leven de ziel niet totaal kan vullen. Ik ben a.h.w. opzij gezet, in een hoek en zij geven Mij de kans om Mij even terug te trekken. Als iemand daarentegen niet geneigd is na te denken over haar eigen zorgen, maar alleen denkt aan haar liefde voor Mij, zorgt ze voor Mij en vul Ik haar totaal. Er is niet één punt in haar leven waarop ze het mijne niet vindt en als Ik Mij even terug wil trekken zou Ik Mezelf moeten vernietigen, wat nooit kan.

Mijn dochter, als zielen eens wisten hoe schadelijk zelfreflecties zijn! Zij buigen de ziel neer, zij halen haar omlaag, zij noodzaken haar de blik naar binnen te richten. En hoe meer zij naar zichzelf kijken, des te menselijker zij worden. Hoe meer ze nadenken over zichzelf, des te meer voelen ze hun ellende en worden miserabel. Alleen aan Mij denken daarentegen, liefde, voor Mij, totale overgave aan Mij, houdt de ziel rechtop. Als ze hun blik alleen op Mij gericht houden worden zij groter en groeien. Hoe meer ze naar Mij kijken, des te goddelijker ze worden. Hoe meer ze over Mij denken, des te rijker, sterker en moediger ze zich voelen.” Toen voegde Hij er aan toe: “Mijn dochter, de zielen die verenigd zijn met Mijn Wil, die Mij toestaan Mijn leven in hen over te dragen, en die alleen denken aan liefde voor Mij, zijn één met Mij zoals stralen met de zon. Wie vormt de stralen? Wie geeft die leven? De zon. Als de zon niet in staat zou zijn stralen te vormen, zou hij zijn licht en zijn warmte niet kunnen verspreiden. De stralen helpen de zon dus haar taak uit te voeren en zij maken hem mooier. Hetzelfde voor Mij; alleen door deze stralen die een eenheid met Mij vormen, verspreid Ik Mij over alle regionen, geef licht, genade en warmte en Ik voel Me mooier dan wanneer Ik geen stralen had.

Nu zou men een zonnestraal kunnen vragen hoeveel banen die heeft afgelegd, hoeveel licht en warmte die heeft afgegeven. Als die verstand had, zou die antwoorden: “Daar houd ik me niet mee bezig – de zon weet ’t en dat is genoeg. Alleen als ik meer land had om licht en warmte af te geven, dan zou ik ’t doen, omdat de zon die mij leven geeft alles kan bereiken.” Maar als die straal zou willen nadenken en terug kijken op wat die had gedaan, zou die haar baan uit het oog verliezen en het zou duister worden.

Zo zijn de zielen die Mij liefhebben. Zij zijn Mijn levende stralen; zij kijken niet terug op wat zij doen. Hun enige bedoeling is in de Goddelijke Zon te blijven. Als zij terug zouden willen kijken, zou met hen hetzelfde gebeuren als met de zonnestralen; zij zouden veel verliezen.”